Ik kan niet spreken voor anderen, maar voor mij is het zonneklaar dat ik afstam van de apen. Welke apen weet ik niet precies. Ik denk niet direct aan die slingerende types in bomen, maar eerder aan die jongens met lange armen die over de savannen kunnen rennen. Van die primaten die rechtop lopen als ze geen haast hebben, maar als ze tempo moeten maken overgaan op het rennen op vier ledematen. Zo ren ik weleens als ik droom: afwisselend steunend op armen en benen. Met beide handen tegelijk zet ik een kleine stap naar voren. Vervolgens zwaai ik met twee benen tegelijk naar voren tussen mijn armen door. Het lijkt niet op draven zoals viervoetigen dat doen. Het lijkt meer op een aapachtige galop. Zelfs in de droomwereld, als mijn armen lang genoeg zijn, voel ik wel aan dat het niet gewoon is om zo te rennen. Nette mensen blijven op hun achterste benen. Het is ook niet handig en niet snel, maar toch doe ik het iedere keer weer.
Ik heb nog een andere onhandige loopmethode waarmee ik mij in mijn dromen door steden en landschappen beweeg. Bij iedere stap kruis ik mijn been ver over het andere been heen. Modellen die, lopend op de catwalk, haute couture presenteren doen dat een heel klein beetje. Die zetten hun voet iedere keer precies voor de andere, alsof ze over een denkbeeldige streep lopen. Dat ziet er raar uit, maar wel elegant, want zij hebben lange benen. Ik gooi mijn ene been iedere keer helemaal voorbij het andere, waardoor ik eerder zigzaggend een denkbeeldige lijn ontwijk. Rechtervoet links van de lijn, linkervoet rechts van de lijn. Het is bijna niet uit te leggen hoe onhandig het is en hoe stroperig alles wordt als ik me zo voortbeweeg. Waarom ik er niet mee stop is onbegrijpelijk. Sowieso loop ik wat af in dromen, altijd zoekende, altijd onderweg. Als ik niet weet hoe verder, dan ga ik een brug over of een deur door, in de hoop dat ik aanknopingspunten kan vinden om weer thuis te geraken. Ik kan beter op een bankje gaan zitten en wachten tot ik wakker word.