Treinreizen zijn uitermate geschikt voor het meeluisteren met gesprekken. Ik hoorde twee vriendinnen praten over zelfinzicht. Aanleiding was iets dat de ene vriendin was opgevallen aan de andere. “Misschien is dat jouw blinde vlek,” zei de ene vriendin, “en dat je daarom zo bot deed.” De beschuldigde vriendin schoot in de verdediging: “Ik heb geen blinde vlek. Echt niet,” zei ze, “Ik ben niet perfect, maar als ik een blinde vlek had, dan zou ik dat heus wel weten. Ik ken mezelf juist heel goed.”
Als je je blinde vlek niet ziet, is dat dan omdat je er geen hebt, of bewijst het feit dat je hem niet ziet juist het bestaan van de blinde vlek? Voor je het weet kom je in een hele ingewikkelde discussie terecht. Het is in het algemeen ook makkelijker om over blinde vlekken van personen te spreken als ze er niet bij zijn.
Het enige dat ik kan denken is: het KAN niet, geen blinde vlek hebben. Als de karakterologische blinde vlek lijkt op de echte, biologische, anatomische blinde vlek, dan heeft iedereen er zelfs twee: in ieder oog één. Aan je netvlies zit de oogzenuw vast. Je netvlies is het deel achterin je oog waar lichtgevoelige cellen het licht opvangen dat door de ooglens naar binnen komt. Op de plek waar de oogzenuw aan het netvlies vast zit zijn geen lichtgevoelige cellen. Met dat stukje zie je niets en daarom heet het de blinde vlek.
Ik heb het starre soort karakter dat vindt dat als iedereen letterlijke ogen met een blinde vlek heeft, iedereen ook figuurlijk een blinde vlek moet hebben. Dat is wat de uitdrukking bedoelt te zeggen: je weet het niet, maar je hebt toch een blinde vlek! Oogkleppen kun je afzetten, dode hoeken kun je inzichtelijk maken met spiegels, camera’s of radar, maar blinde vlekken zijn ingebakken. Ik vertel dit hier omdat ik me niet zomaar in het afgeluisterde gesprek over de blinde vlekken kon mengen. En ik moet het toch ergens kwijt.
Overigens heb ik tegenwoordig een fladdertje in mijn oog. Sinds een jaar dwarrelt er van alles door mijn ogen. Met mooi weer en heldere luchten zie ik een watermerk van vage vegen op rechts en op links heb ik een kloddertje dat in alle omstandigheden zichtbaar blijft. Toen ze er net zaten had ik de neiging om onder het fietsen naar de spikkels te kijken in plaats van naar het verkeer. Dat was niet veilig. Nu negeer ik ze zoveel mogelijk. Ik ben blind voor mijn vlekken. Alleen soms, als ik niks beters te doen heb, probeer ik de grootste vlek te bekijken. Ik laat mijn blik vervagen, waardoor ik het stofje kan zien alsof het onder een microscoop ligt. Dan zie ik dat het geen vlek is, maar een klein kluwentje vezels, met aan twee kanten een lange sliert.
Je kunt dus zelfs kijken naar iets dat zich in je oog bevindt. Maar de blinde vlek blijft per definitie onzichtbaar voor de kijker zelf. En daar kan ik nog aan toevoegen dat ik mijzelf nooit op de rug heb gezien en ik slecht op de hoogte ben van wat er zich afspeelt op het achterste van mijn tong.