We zijn op een leuke kindvriendelijke camping beland. Op het midden van het terrein zijn allerlei speeltoestellen en een zandbak, mooi tussen bomengroepen geplaatst. Om de centrale speelzone heen liggen de kampeerplaatsen. Het gaat er ontspannen aan toe. De kinderen gaan hun eigen gang met hun nieuwe vriendjes en de ouders bestellen pizza’s, doen de vaat, laten de hond uit en kletsen met andere ouders. Zo lang er geen gewonden vallen kunnen de kinderen doen wat ze willen. Alleen onder het eten zijn tekenen van opvoeden te horen, vanuit waar wij zitten.
Als ik voor de tent zit te lezen komen er de hele tijd kinderen langs. Ze kunnen met skelters, trapwagens en loopwagens een rondje maken rond het centrale speelterrein. Sommige kinderen lopen gewoon een paar rondjes. Als ik ‘hoi’ zeg, krijg ik soms antwoord, maar een meisje met een knuffel onder haar arm versnelt haar pas, dan hoeft ze niets terug te zeggen.
Twee jongens van een jaar of tien, misschien twaalf, hebben de twee grootste skelters met een touw achter elkaar gebonden. Na een poosje binden ze met een nieuw touw een plastic loopwagen achter de twee skelters. Dan wordt het interessant. Op de derde wagen kan een kleiner kind op sleeptouw worden genomen. Die kleine passagier gaat veel harder op de loopwagen dan mogelijk is op eigen kracht. Voortgetrokken vliegt hij ineens over het terrein. Je bent wel aan de voorzienigheid overgeleverd als passagier, want je hebt zelf geen controle over de snelheid, laat staan dat je kunt remmen in de bochten. Hij gilt het uit van plezier. Ook als er een bijna-ongeluk ontstaat bij een scherpe bocht.
En nu gebeurt er iets bijzonders: alle kleine groepjes kinderen die verspreid over de camping hun eigen spellen speelden, verzamelen zich rond de magische trein. De jongens die de voorste twee skelters besturen perfectioneren hun techniek: snel op de rechte stukken en een beetje remmen bij de bocht, zodat ook de passagier op drie heelhuids zijn rondje kan maken. Iedereen mag een keertje achterop. De voorste skelters krijgen aanduwers en achter de trein holt een sliert kinderen luid joelend het hele rondje mee. Hoe korter de beentjes, hoe verder achteraan. Op kleine achterstand een jongetje dat heel hip zijn luier een stukje boven zijn broek uit heeft piepen.
Volgende innovatie: een dienstregeling. De belangstelling van de initiatiefnemers verschuift van het hard rondrijden naar het coördineren van ritjes voor alle kinderen. ‘Hier is de opstaphalte.’ Er wordt een nette rij wachtenden gevormd. De machinist vraagt aan de volgende kleine passagier: ‘Hoe heet jij?’ ‘Shaila.’ ‘Shaila, hoe wil jij je bochten hebben: voorzichtig en soepel, of lekker hard en met een ruk de bocht om?’ Het antwoord hoor ik niet, maar even later komt de trein met een opgetogen klein meisje op de achterste wagon de bocht om slingeren. Ook een klein beetje bang, maar plezier heeft de overhand.
‘Is er nog iemand anders die een keer op de skelter wil?’ Er is inmiddels behoefte aan pauze bij het leidinggevend personeel. De nieuwe machinist en bijrijder worden ingewerkt en nemen de dienst over.
Ik denk dat als de vakantie lang genoeg zou duren er vanzelf nog meer maatschappelijke structuren zouden ontstaan. Naast een goede dienstregeling, een rust- en rijtijdenwet, met secundaire arbeidsvoorwaarden. Op de voet gevolgd door een participatiewet, bemoeizorg en heel misschien zelfs een basisinkomen. Helaas maak ik dat niet meer mee, want de volgende dag gaan we weer naar huis.