Stella is in een chic restaurant. De eetzaal is ruim en staat vol met ronde tafels van donker hout waaromheen stoelen staan met zachte bekleding. Het is druk. Bijna alle stoelen zijn bezet. Aan de zijkant van de zaal, naast de klapdeuren naar de keuken, zit een groepje mensen op een rij stoelen die met de rugleuning tegen de muur zijn gezet. Stella zit ongeveer in het midden van de rij. Hier zitten mensen die niet komen voor het eten, maar voor een voorlichtingsavond.
Stella had een advertentie in de krant gezien met een oproep voor lidmaatschap van de diplomatieke dienst. Ze had gedacht: misschien is dat wel wat voor mij, lid worden van de diplomatieke dienst. Ze had de datum van de voorlichtingsavond in haar agenda gezet en is vandaag naar het restaurant aan de rand van de stad gefietst. Stella komt anders nooit in zulke deftige gelegenheden en kijkt nieuwsgierig om zich heen.
Een medewerkster van de diplomatieke dienst gaat voor het groepje geïnteresseerden staan en spreekt hen toe. ‘Welkom allemaal,’ zegt ze, ‘vanavond ga ik u vertellen wat het werk van de diplomatieke dienst inhoudt. Kijkt u even naar de mensen achter mij.' Ze zet een stap opzij zodat de mensen op de rij stoelen zicht hebben op de mensen aan de tafels. Ze neemt veel pauzes tussen haar woorden en zinnen, zodat alles wat zij zegt ook heel belangrijk klinkt. 'Dit zijn geen gewone mensen, dit zijn stuk voor stuk be-lang-rijke men-sen.'
Stella kijkt naar de mensen aan de tafels. Ze ziet dat ze een vanzelfsprekende autoriteit uitstralen. Iedereen draagt dure kleren: glanzende stoffen, opstaande kragen, uitbundige stropdassen; en ze hebben een rechte houding. Wat ook opvalt is hun vanzelfsprekende, zelfverzekerde omgang met het bedienend personeel, dat af en aan loopt met hapjes en drankjes. Aan een van de tafels ziet Stella een man in een donkerblauw pak zitten. Het pak heeft iets weg van een militair uniform voor officiële gelegenheden. Stella is zo onder de indruk van zijn belangrijkheid, dat het even duurt voor ze ziet dat zijn lichaam niet alledaags is. Hij lijkt op een fabeldier. Hij heeft een enorm hoofd met stugge, roodverbrande huid. Zijn nek is zo dik als zijn hoofd breed is en gaat, zonder breedteverschil, over in zijn smalle schouders. Omdat hij een maatpak draagt, knelt zijn boord niet. Zijn opgezwollen, schilferige voeten zitten niet in schoenen, maar rusten ontbloot en ontspannen op een zacht kleedje onder de tafel. Tegenover de man zit een jonge vrouw. Dat zal zijn dochter zijn, denkt Stella. Ze heeft het uiterlijk van een prinses, met haar jurk met pofmouwen en haar hoog opgestoken haar. Ze heeft een gezicht dat te klein is voor haar hoofd en kijkt alsof ze iets vies ruikt. Het zijn allemaal fabelmensen, denkt Stella. Hoe langer ze kijkt, hoe vreemder ze hen vindt. Ze hebben uitzonderlijke lichamen. Aan de andere tafels zitten mensen met donker geverfde haren, met glanzende kettingen of glimmende kale hoofden. Ze dragen kleurige, vreemd gevormde brillen. Hebben ogen die zo ver uit elkaar staan, dat je kunt denken dat ze 360 graden om zich heen kunnen kijken. Of ze hebben korte armen en benen en zitten op extra dikke kussens. Nooit geweten, denkt Stella, dat belangrijke mensen er zo uit zien!
De medewerkster gaat verder: 'Het doel van de diplomatieke dienst is om belangrijke mensen nader tot elkaar te brengen. Als u voor ons gaat werken, leert u hoe u met ze om moet gaan. U leert hoe u met hen moet spreken zodat zij zich niet geschoffeerd voelen, want ze zijn nogal lichtgeraakt. U leert soepele gesprekken voeren met moeilijke mensen. U probeert hen door middel van charme zover te krijgen, dat ze verder kijken dan hun eigenbelang.’ Ze pauzeert even, zodat de woorden tot haar publiek door kunnen dringen. ‘Het is ook heel belangrijk dat u champagne met ze drinkt.’ ‘Ja maar,‘ zegt Stella, ‘ik drink geen champagne.’ ‘Daar moet u overheen stappen’, zegt de medewerkster, ‘kaviaar hebben we een paar jaar geleden uit het pakket gehaald, maar champagne blijft onmisbaar.’ ‘Kan ik geen frisdrank uit een champagneglas drinken?’, vraagt Stella. ‘Nee, dat hebben ze meteen in de gaten.’ ‘Sorry,’ zegt Stella, ‘ik drink het echt niet.’ ‘Dan bent u geen kandidaat voor de diplomatieke dienst’, zegt de medewerkster. 'Jammer', zegt Stella, 'jammer, maar helaas.'