Ik droom dat ik op visite ben bij een vriendin. Het is mooi weer en we zitten op het grasveld in de achtertuin. Ik wil iets uit mijn tas pakken en haal er tien afgekloven appelkrozen uit. “Sorry,” zeg ik, “ik heb nogal veel appels gegeten de laatste tijd.” De krozen zien er opmerkelijk fris uit voor etensresten die lang in een tas hebben gezeten. Er zit ook een halve appel bij, die ik bewaar om op een ander moment op te eten.
Daarna pak ik een paarse knuffelbeer uit mijn tas. Een kleintje, die ik voor mijn verjaardag heb gekregen. P zegt dat zij een knuffel heeft in precies diezelfde kleur. Ze geeft me haar knuffel aan. Paars, langwerpig en ongeveer dertig centimeter. Automatisch begin ik het knuffeldier te aaien en onder de kin te kriebelen. Het lijkt wel wat op een hermelijn denk ik, met een synthetische velletje, zachter dan bont. De paarse hermelijn begint te spinnen als een kat. “Het is een robotknuffel”, zegt P. “Echt waar?”, zeg ik, “als je dat niet had gezegd, dan had ik gedacht dat het een echt dier was.” Maar nu ik weet dat het een machine is, begin ik het te zien. De bek is geen gewone bek, maar een ingewikkelde, scharnierende constructie. Het ziet er niet naar uit dat hij daar mee zou kunnen eten. De hermelijn doet zijn bek open en krijgt hem niet meer dicht. Het scharnier klapt de verkeerde kant op, zoals een paraplu dat ook kan hebben. Voor een namaakbeest ziet hij er behoorlijk ongelukkig uit, met zijn opengesperde bek. Dan gaat de bek toch weer dicht en de hermelijn loopt weg. Hij heeft een eigen wil. Of ingewikkelde programmatuur die zijn gedrag stuurt. Misschien gaat hij zich aansluiten op een oplaadpunt, zodat hij daarna weer op pad kan en dingen doen waar hij zin in heeft.
P komt haastig met een zwarte kat onder haar arm de tuin inlopen. Ze zegt dat ze hem in veiligheid gaat brengen, want de kat ziet niet dat de hermelijn namaak is. Hij zou de hermelijn kunnen likken en nephaar in zijn lijf krijgen. Of hij zou er ruzie mee kunnen krijgen en proberen dood te bijten. Dat zou niet goed aflopen voor de kat. “Als je wilt, mag jij de robotknuffel hebben”, zegt ze. Ik zeg dat ik ook een levende kat heb en dat ik de machine niet wil. “Zal ik proberen hem te verkopen?”, stel ik voor. “Ik denk niet dat dat zal lukken”, zegt P, “er zijn tegenwoordig veel betere modellen.”