Voor een tussenwoning, in een kleine tuin zie ik een zwarte kuil met water. Iemand heeft hier een plan voor opgevat. Ik stel het me zo voor: hij (ik denk dat het een hij is) heeft een aanhanger gehuurd en is gaan scheppen. Emmers zwart zand heeft hij geleegd in de aanhanger; de aanhanger naar de stort gebracht. Tot hij tot zijn middel in een ruime rechthoekige kuil stond. Hij heeft de kuil gestut zodat die stevig en stabiel zou zijn en daarna bekleed met zwart plastic. Of er is een vrachtwagen gekomen die een fabrieksvijver in het gat heeft laten zakken, daar wil ik vanaf wezen. Toen de kuil klaar was heeft hij, de kuilengraver, er een tuinslang in gelegd en naar de keuken geroepen: “Zet maar aan, hoor!” Na een paar uur konden de koi in het water worden gezet.
Ik kwam de koi toevallig tegen toen ik eens door een andere straat liep dan anders. Over het lage metalen hekje keek ik naar de vissen die daar als kijkobjecten hun leven slijten. Ik wil ze ook graag goed bekijken. Ze zijn mooi. Ze hebben perfect gestroomlijnde lijven, zijn helder oranje van kleur of oranje met zilverachtige vlekken. Ze zijn met zijn tienen en variëren in lengte van 25 centimeter tot dubbel zo lang. Ze bewegen langzaam door het water. Ze leven.
Ik vraag me af wat me zo treft in hun aanwezigheid in deze woonwijk. Alsof ik op een geheim bestaan ben gestuit. Zoals wanneer ik in de tuin een bloempot optil en er allemaal pissebedden onder blijken te wonen en regenwormen er gangen hebben gegraven van de aarde door het gat in de pot. Zoiets, maar dan anders. Want de vissen zijn niet op eigen gelegenheid hier gekomen. Ze zijn hier omdat iemand naar ze wilde kijken terwijl ze in zijn voortuin zwemmen. Als ik naar ze kijk kan ik dat niet zonder er van alles bij te denken: over het mysterie van het leven van deze vissen op deze plek. Bestaat er zoiets als een wilde vissenziel? Is het druk of rustig in die vijver? Maakt het en vis iets uit dat zijn wereld 15 kuub meet en er niets te zien of te beleven is? Missen ze geen uitzicht?
Als ik in de buurt van de vijver ben wil ik er iedere keer heen om te kijken. En ik moet me inhouden om niet telkens mijmerend voor het hekje en daarmee ook voor het voorraam van het huis te gaan staan. Want dat zou gaan opvallen, en dat wil ik niet. Dus als ik langs loop kijk ik kort naar de koi. Ze zien er altijd hetzelfde uit, maar ik kan me vergissen. Ik heb ze gezien bij zon en bij regen. Een keer was het donker. De vissen hadden zich verscholen. En de kuil leek dieper en zwarter en werd verlicht met een lampje, waardoor ik goed kon zien hoe leeg het was.