Er zijn weinig mensen die mij naakt te zien krijgen. Ik ben gewend om gekleed te zijn in sociale situaties. Soms ontkom ik er niet aan om mij gedeeltelijk te ontbloten bij iemand die ik niet ken. Bijvoorbeeld voor het tweejaarlijkse bevolkingsonderzoek borstkanker. Ik word opgehaald uit de wachtkamer en naar het kleedhokje gebracht. Daar mag ik zonder dat iemand het ziet mijn bovenlichaam ontkleden. Het is belangrijk, dat niemand de overgang van gekleed naar ongekleed ziet. Je mag je bij artsen en in ziekenhuizen ongezien ontbloten, voor ze met machines en technieken je binnenkant in beeld gaan brengen.
Als ik uit mijn hokje wordt geroepen moet ik eerst voor de medewerkster gaan staan. Zij kijkt of mijn borsten geen afwijkend gedrag vertonen. Ik moet mijn armen omhoog en opzij houden. Ze wijst op een moedervlek, een vlek op een steeltje, in de buurt van mijn oksel. 'Ik denk dat dat een extra tepel is', zegt ze. 'Nee!', zeg ik, dat is toch gewoon een moedervlek!' 'Heb je er nog meer?' vraagt ze, 'Je kunt er meer hebben, op de melklijn, die loopt van je oksel tot je lies.' 'Echt?'
De medewerkster manoeuvreert mijn borsten een voor een, respectvol en zonder terughoudendheid tussen de glasplaten van het röntgenapparaat. Ze moet zich helemaal tussen mij en het apparaat wurmen en flink duwen en kneden om het voor elkaar te krijgen. We kwijten ons samen van deze taak voor mijn eigen gezondheid en in een moeite door voor de hele volksgezondheid. Dat ontroert mij. Daarom volg ik alle aanwijzingen zo goed mogelijk op. Zo ben ik: als was in haar handen. Adem inhouden, vasthouden, laat maar los.
Het proces is zo gestroomlijnd dat er nauwelijks sprake kan zijn van een praatje tussendoor. Toch stel ik een vraag, voor ik weer het kleedhokje in mag. En op dat moment voel ik me het meest naakt. We hebben geen gezamenlijke taak meer en ineens ben ik veel duidelijker de enige ontklede vrouw in de ruimte. Dat voelt wat ongelijk. Om mijn lichte ongemak met de situatie in de hand te houden, blokkeer ik iedere gedachte over hoe ik eruit zie in de ogen van de ander. Ik richt mijn aandacht op het gesprek, op de inhoud.
Het gekke is, dat ik niet wist dat ik dit deed, tot ik weer aan het videobellen was. Bij videobellen zie je naast het beeld van de ander ook het beeld dat de ander van jou ziet. Vaak even groot en naast elkaar geplaatst. Er zijn mensen die onbevangen kunnen videokletsen en tegelijkertijd op hun scherm bekijken of hun haar goed zit en er geen etensresten op hun kraag zitten. Zo iemand ben ik niet. Ik wil vergeten wat de ander ziet. Voor mensen zoals ik is er een instelling die 'verberg eigen beeld' heet. Behalve een instelling bij videobellen blijkt dat ook een instelling in je eigen karakter te kunnen zijn, toepasbaar in alle situaties waarin je je bekeken kunt voelen.