Ooit las ik dat wij mensen maar een heel klein stukje scherp zien en de rest vaag. Dat komt door de bouw van onze ogen. Het hele netvlies vangt licht op waarmee je de wereld ziet, maar er is maar een klein stukje waar we scherp mee zien: de gele vlek. En daar dan weer een stukje van, de fovea, daarmee zien we het scherpst. En dat hele mooie scherpe stukje is eigenlijk maar piepklein. Ik had er nog nooit bij stilgestaan. Niet écht in ieder geval. Natuurlijk wist ik dat ik als ik lees ik maar een woord per keer scherp zie. Mijn ogen volgen de regels. Maar ik had me altijd alleen op het scherpe stukje gericht. Ik had dat hele vage stuk eromheen gewoon geen blik waardig gegund. Maar nu zag ik dat ik inderdaad het meeste om mij heen helemaal niet echt goed zie. Het viel me zelfs vies tegen. Je kunt als je met iemand praat, niet eens iemands neus en ogen tegelijk scherp zien! En wat fiets ik eigenlijk door een vage wereld heen. Hoe kan het dat ik altijd dacht dat ik wist wat er om mij heen te zien is? Ik zie maar een heel klein deel en de rest is een beeld in mijn hoofd. Een reconstructie van de ruimte om me heen.
Onlangs las ik weer over zien, maar dan nu over het zien dat je kunt doen met je ogen dicht: als je dingen probeert te visualiseren. Wanneer je tegen mensen zegt: beeld je een strand in, dan gebeurt er niet bij iedereen hetzelfde. Sommigen zien dan een strand als mentaal beeld en anderen zien helemaal niets voor zich. Mensen die niets voor hun geestesoog zien weten ook heel goed wat een strand is en welke eigenschappen daar bij horen. Dat staat los van het kunnen visualiseren ervan. Als ik zoiets lees probeer ik na te gaan hoe dat bij mij werkt. Ik ontwerp en maak tenslotte dingen die ik nog niet gezien heb. Bestaat het dan wel al in mijn hoofd? Zie ik al met gesloten ogen voor ik aan de slag ga? En zo ja, hoe dan? Ik probeer me iets voor de geest te halen en ondertussen te kijken of ik iets zie of niet. Het vreemde is, dat ik het wel voor me zie, maar ook niet echt. Het is niet te vergelijken met gewoon kijken in ieder geval. Zodra ik naar het visuele aspect van de voorstelling probeer te kijken verdwijnt het beeld in zijn geheel. De verbeelding stopt direct zodra ik ergens anders aan denk. Zie ik nou wel wat of zie ik nou niets? Ik ben er niet uit.
In hetzelfde artikel stond ook dat sommige mensen dromen zonder beelden. En wat doe ik dan? Droom ik met beeld? De nacht na het lezen van het artikel zat ik in een droom. En ik kon denken tijdens de droom. Ik keek om mij heen. Ja, ik zag alles om mij heen als beelden, visuele beelden. Alles in kleur, haarscherp en levendig. Daar was ik buitengewoon tevreden over. En opgelucht.