Ik ben op een druk feestje, met allerlei gezinnen op bezoek en veel druk rondrennende kinderen. Na een poosje zoekt iedereen een eigen plekje en bezigheid. Grotere kinderen gaan vissen of gamen. Kleinere kinderen hangen wat bij hun moeder rond. Twee wat oudere meisjes, ik schat ze twaalf en veertien, zijn het rondrennen al ontgroeid en zitten met mij en hun moeder aan een picknicktafel in de achtertuin. Ze zitten aan weerszijden van hun moeder en we doen samen een kaartspelletje.
Het is geen moeilijk spelletje, dus kun je ondertussen een gesprek voeren. De drie vrouwen bespreken de man die hun partner dan wel vader is. Ze vertellen elkaar en aan mij hoe hij is, hoe hij doet. ‘Hij hoort je alleen als hij je wil horen. Je kunt wel iets tegen hem zeggen, dan zegt hij ja, maar je ziet aan zijn gezicht dat hij het niet gehoord heeft.’
Daar zal je hem net hebben. Hij komt met een leeg bordje met vork naar onze tafel lopen. ‘Ik lust nog wel een beetje van die taart’, zegt hij. ‘Die staat op de tafel in de woonkamer, links op de hoek,’ zegt zijn jongste dochter. Ze wijst naar de tafel. 'Oja', zegt hij. 'Kijk', zegt zijn oudste dochter, 'Nu gaat hij naar binnen en dan zul je zien dat hij toch nog loopt te zoeken.’ Ik draai me om en met z’n vieren kijken we hoe vader met het bordje in zijn hand naar binnen loopt, links en rechts om zich heen kijkt, een klein rondje door de kamer maakt en dan pas bij de taart belandt. Ze hebben gelijk: hij heeft een vraag gesteld, maar geen antwoord in zich opgenomen.
Ze kennen hem van haver tot gort. Ze verbazen zich niet meer. Ze zijn niet eens geërgerd. De moeder en de dochters doen samen voorspellingen over wat hij gaat doen en zijn geamuseerd als het weer klopt. Praten ze er wel eens met hem over, wil ik weten. ‘Jazeker. Dan zeg ik: Pap, jij luistert gewoon nooit. Jawel, ik luister wel. Nee hoor, je luistert helemaal niet. Je wil wel luisteren, maar je hoort het gewoon niet.’ ‘Waarom is dat dan?', vraag ik. ‘Geen idee' is het antwoord.
Ze praten over zijn gewoontes zoals hondeneigenaren over hun hond praten: 'Onze poedel Karel gaat altijd op zijn rug rollen op het grasveld en kan geen sloot voorbij lopen zonder er in te springen.’ Ze zijn alle drie dol op de man die wel wil luisteren, maar het niet doet. Het is een geweldige man. Hij is aardig, hij is lief, hij heeft alles voor ze over. Maar luisteren, ho maar.